Verhaal | De vlucht

vlucht

Ik vlieg! Waarom ook niet. Ik zie mijn kast. De lichtbruine kleur en grote ronde knoppen komen me maar al te bekend voor. Mijn bed, met een dekbed met vrolijke clowntjes erop. Ze lachen me toe. Ik zweef erboven, dicht tegen het plafond. Het voelt heerlijk en vrij, maar toch klopt er iets niet. Er is iets bedreigends dat ik niet thuis kan brengen. Maar dan zie ik ze; donkere, harige beesten die op grote apen lijken. Ze komen mijn kamer binnen en zodra ze me zien, grijpen ze naar me met hun grote, scherpe klauwen. Mijn hart bonkt als een bezetene. Om ze te ontwijken probeer ik nog dichter tegen het plafond te vliegen, maar dat lukt niet. Ik weet ook helemaal niet hoe ik moet vliegen. Ondertussen zak ik steeds meer naar beneden. De aapachtigen komen steeds dichterbij. Help, wat moet ik doen? Ik wil het uitschreeuwen, maar het lukt niet. Ik maai in paniek met mijn armen. En dan lukt het, ik vlieg schuin naar voren. Dat is het; een soort zwembeweging en ik vlieg de kamer door. Ik gebruik mijn armen en nu ook mijn benen en zo kan ik mezelf naar de kast bewegen, waar de aapachtigen nog moeilijker bij kunnen. Dan zie ik dat de kamerdeur open staat. Dat is mijn uitweg! Maar de deuropening is lager dan het plafond, dus om erdoor te kunnen, moet ik omlaag. Dan kunnen ze me misschien te pakken krijgen. Toch moet ik het proberen. Ik kan niet de hele tijd hier in mijn kamer blijven. Zo snel ik kan zwemvlieg ik naar de deur, schiet door de opening en duik meteen de trap af. Ik zweef over de trap en voel me al rustiger worden. Ik kijk niet om, maar ga recht op de voordeur af die ook open staat. Met flinke vaart vlieg ik erdoorheen en verdwijn in het volle daglicht dat aanvoelt als een warm bad.

Ik kijk mijn kamer rond. De kast staat op zijn vertrouwde plek. De clowntjes die over me heen liggen lachen me vrolijk toe. Er is geen beest te zien. Ik zucht. Misschien vannacht weer, als ik mijn ogen sluit. Ik kan ze hebben. Ik kan vliegen!